Afbeelding
Stockfoto

Nieuw gezicht Piet Elzinga bij Olympia ’28 krijgt dubbelrol in jeugdopleiding

Sport


HASSELT - Piet Elzinga (64) gaat vanaf komend seizoen de jeugdopleiding van Olympia’28 versterken in een dubbelrol. Hij wordt de nieuwe trainer van JO17-1 en gaat aan de slag als trainersbegeleider. In laatstgenoemde functie zal hij een belangrijke rol gaan vertolken in het technisch jeugdbeleid.

Piet Elzinga, vanaf zijn 22ste woonachtig in Nieuwleusen, is een ervaren voetbaltrainer in het jeugd- en seniorenvoetbal. De afgelopen twee seizoenen was hij hoofdtrainer van Balkbrug. Daarvoor is hij in twee periodes langdurig jeugdtrainer en hoofd jeugdopleiding geweest bij Nieuwleusen. Tussendoor waren er jarenlange uitstapjes als trainer naar de A1 van Dalfsen en het tweede elftal van OZC.

Het stokje bij JO17-1 van Olympia ’28 neemt hij over van Marco van Dijk en Bas Roosken, die beiden een ander jeugdelftal gaan trainen binnen Olympia’28. De functie van trainersbegeleider is een nieuwe binnen de vereniging. In deze rol wordt hij samen met hoofd jeugdopleiding Hans Slurink verantwoordelijk voor het technisch beleid bij de jeugd. Hierbij zal Elzinga zich vooral focussen op het begeleiden en ontwikkelen van jeugdtrainers.

Elzinga zat al langer te denken aan een dergelijke leidinggevende en coördinerende rol in een jeugdopleiding. “Het ondersteunen van en advies geven aan trainers, nadenken over wat beter of anders kan, zijn mooie bezigheden. Daarom zag ik beide functies wel zitten.” Afgelopen week heeft hij voor het eerst training gegeven aan de JO17-1. “Om alvast kennis te maken en te oriënteren. Als ik ergens ben, dan ga ik er ook voor.”

Bestuurslid voetbalzaken Maas van der Molen van Olympia ’28 is tevreden met de aanstelling: “Ik ben blij dat Piet deze dubbelfunctie op zich gaat nemen. Met zijn ervaring en gedrevenheid is hij zeer geschikt om de ambitie met de jeugd te ondersteunen.” Zelf heeft Elzinga er ook zin in: “Ik zie het zitten. Ik vind Olympia een warme club en wil graag meehelpen om vooruit te komen.”

Gerard Meijeringh