Deel 22: Mondkapjes

(door Gerard Meijeringh)

Het coronavirus regeert. Dikwijls beseffen we nauwelijks wat we meemaken en verlangen we terug naar de goede tijden waarin we leefden als ‘God in Nederland’. Een periode die nog maar even achter ons ligt, maar toch zo ver weg lijkt. In de huidige moeilijke periode probeer ik wat verlichting te brengen met een reeks ‘Coronakrabbels’. Over alledaagse dingen in de wondere wereld waarin het coronavirus voorlopig nog steeds de dienst uitmaakt.

Mondkapjes, ik heb er helemaal niets mee en dat is nog zacht uitgedrukt. Ik heb een grote aversie tegen mondkapjes. Waarom? Mondkapjes geven me een vreselijk onbehaaglijk gevoel. En dan helemaal die plastic gevallen, die je na gebruik gelijk moet weggooien. Als ik ze zie, voel ik rillingen over m'n rug lopen en komen onaangename gedachten in me naar boven. Dan zie ik me ineens op een operatietafel liggen. Ik zie een man die zich over me heen buigt, zijn gezicht verborgen onder een grote plastic mondkap. "Gaat het meneer Meijeringh?”, vraagt hij, gevolgd door een bulderende lach met een griezelig karakter.

Mondkapjes, ik vind ze vreselijk en zie het nut er niet van in. In veel landen zijn ze al heel lang verplicht, maar is het aantal coronabesmettingen compleet uit de hand gelopen. ‘Tsja', denk ik dan, 'die mondkapjes hebben echt geholpen'. In Nederland spreken de kenners elkaar nog steeds tegen over dit onderwerp. Dan wordt voor mij wel heel erg lastig om te geloven in het nut van mondkapjes.

Maar ik moet eraan geloven. Sinds 1 december is het dragen van een mondkapje verplicht in publieke binnenruimtes en ook ik hoor me daaraan te houden. En dat doe ik ook. Op woensdagmiddag loop ik naar de bakker. Voor me loopt een vrouw. Voor de bakker houdt ze ineens halt. Ze graait in haar jaszak, haalt er een mondkapje uit en zet het attribuut op haar gezicht. Ze loopt door en plaatst even later haar bestelling. Daarvoor heeft ze al verschillende keren met haar vieze vingers aan haar mondkapje en gezicht gezeten.

Vervolgens ben ik aan de beurt. Ik heb last van mondkapjesongemak. Mijn bril beslaat en ik heb het benauwd. Gelukkig kan ik nog wel zien dat er nog tarwebroden liggen. Ik bestel er twee. Inmiddels is de desbetreffende vrouw bij de kassa aangekomen. Ze wil afrekenen, maar komt hierop terug. "Ik ben iets vergeten”, zegt ze, waarna ze terugloopt, de juiste looprichting negerend. Ze komt steeds dichterbij en overschrijdt de grens van 1,5 meter. Ik kijk haar hoofdschuddend aan. ‘Ze heeft wel een mondkapje op, gelukkig maar', grap ik in mezelf. "Ziet u die pijlen op de grond?”, spreek ik de vrouw aan. Ze kijkt me lachend aan, pakt een pak koekjes, snelt terug naar de kassa en rekent af. Ik betaal even later en ga naar huis. Eenmaal buiten weet ik niet hoe snel ik me moet ontdoen van m'n mondkapje. Ik inhaleer de frisse buitenlicht alsof ik in Oostenrijk op een skipiste sta. Onderweg zie ik een auto voor het stoplicht staan. De bestuurder, alleen in de auto, draagt een mondkap. Ik vraag me even af of bijna iedereen gek is geworden.

Het doet me denken aan een aflevering van Voetbal Inside. Na de reclame was daar ineens een close-up van René van der Gijp. Hij droeg een mondkapje met daarop de snor en de neus van Johan Derksen. Creatief met mondkapjes. Ik moet opnieuw lachen als ik eraan terugdenk. Eenmaal thuis, kruip ik achter m'n iMac. Ik bekijk het laatste nieuws en zie een advertentie verschijnen. ‘Het is wel mogelijk: Mondkapjes die hip en trendy zijn. Vanaf slechts 14,95 euro', schreeuwt een advertentie me toe. Ik zie mondkapjes in alle soorten en maten. Doodskoppen, bloemetjes, een kerstman en een peaceteken komen voorbij. Je kunt het zo gek niet bedenken. Creatief met mondkapjes. Ze doen maar. Ik heb eerder al gekozen voor een sobere zwarte uitvoering, met aan beide kanten het logo van Liverpool FC klein afgebeeld. Voor de grap zet ik ‘m op. Ik pleur het attribuut weg, verlangend naar een nieuwe tijd zonder mondkapjes, die ongetwijfeld gaat komen.