Veertien dagen de cel in na het oprapen van een paar appels

Erik Driessen duikt wekelijks voor De Stadskoerier in de archieven. Dit is het derde artikel uit de serie historische verhalen.

“Beklaagden zijn niet zoo slecht als wel schijnt, al is hetgeen door hen is misdaan niet zoo heel mooi”, schrijft de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant in oktober 1908. De vier Genemuidenaren die terecht staan hebben geen doodslag of gruwelijke mishandeling op hun kerfstok, maar raapten wat appels op in een boomgaard. Dat rechters vroeger toch echt strenger straften, is met een flinke duik in het archief snel duidelijk.

De vier Genemuidenaren zitten ondanks hun jonge leeftijd van 14 tot 18 jaar niet meer in de schoolbanken. Ze werken als mattenmaker, visser en arbeider en hebben op een zomerse dag zin in een appeltje voor de dorst. Een van de jongens legt een plank over een sloot en daarmee enteren ze eenvoudig de boomgaard van Harm van der Horst. Daar blijken ze niet de enige gasten. Veldwachters Timmerman en Broekman nemen toevallig net een kijkje tussen de fruitbomen. Ze zien het kwartet snel appels op de grond gooien.

Anno 1908 is deze kwajongensstreek reden genoeg voor een rechtszaak. De jongen erkennen ruiterlijk dat ze zonder toestemming in de boomgaard liepen, maar ze ontkennen dat ze appels van de bomen plukten, zoals de veldwachter stellen. Volgens de Genemuidenaren raapten ze het fruit alleen op. De oudste van het stel krijgt een zure appel van justitie aangereikt. Hij moet 10 gulden betalen (in die tijd een fors bedrag) of veertien dagen zijn zonden overdenken. Zijn drie jonge kornuiten komen er met een kleine geldboete vanaf. Hun vaders moeten van de rechter beloven dat ze voorkomen dat hun koters in herhaling vallen. Dat beloven ze.

Minder genadig komt er een plaatsgenoot vanaf die een ‘ketting’ bij een horecazaak in Genemuiden vernielt. Dat gebeurt uit frustratie omdat hij voor een gesloten deur komt. De eigenaar vervangt de ketting voor 75 cent, maar de veroorzaker moet desondanks zes weken de cel in. En dat terwijl hij net terug is van een bezoek aan dezelfde gevangenis. Ook een boete voor een lichte verkeersovertreding is niet mals. Een timmermansknecht uit Genemuiden moet in de buidel tasten of een dag brommen omdat hij fietste op de openbare weg met een ‘rijwiel zonder fluit, bel of trompet met een duidelijk hoorbaar signaal’.

In datzelfde eerste decennium van de twintigste eeuw komt in wat we nu Zwartewaterland noemen ‘bekkesnijden’ blijkbaar nog voor. Dat is een weinig vriendelijk gezelschapsspel uit de Middeleeuwen waarbij het doel is om de tegenstander een snijwondje in de wang te bezorgen. Een Sluziger kolft een scheermes over de ‘facie’ van een plaatsgenoot. Over die daad mag hij twee maanden nadenken in de cel. Volgens de officier schept de Sluziger er een ‘satanisch genoegen’ in om het vlijmscherpe mes ‘door het roode vleesch te halen’. De rechter van dienst werkt nog niet lang bij de Rechtbank in Zwolle, maar heeft de indruk dat het bekkesnijden aan een opmars bezig is in de streek.

Nog minder vriendelijk is een Sluziger die het met een kornuit uit het Ambt Vollenhove aan de stok krijgt in Vollenhove. Daar zou het stel een man hebben mishandeld, die wilde voorkomen dat zijn vrouw werd aangerand. Het duo staat ‘ongunstig bekend’ in Vollenhove, waar het zonder enige aanleiding ‘fatsoenlijke lieden’ de stuipen op het lijf jaagt met ‘allerbrutaalste en gemeenste’ verwensingen. Die kans krijgen ze voorlopig niet meer…