Afbeelding
Foto: Erik Driessen

Het tuinpad van mijn vader (15):
Pijnlijke stilte op de meest bedrijvige straat van Zwartsluis

Erik Driessen beschrijft in de rubriek Het tuinpad van mijn vader (uit Het Dorp van Wim Sonneveld) wonderschone en spuuglelijke plekken in Zwartewaterland. Hij struint door Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis op zoek naar jeugdherinneringen en bijzondere geschiedenissen.

De wind jaagt woensdag over de Handelskade. Vergeelde blaadjes die je eerder in de herfst verwacht, vormen een draaikolkje op de klinkers. Een stuk plastic waait over van de kade naar het oude stadhuis. “Niet parkeren. Eigen risico. Wordt weggesleept. No Parking”, is de weinig gastvrije tekst op een stuk papier achter het raam. Pompeuze betonblokken zetten de woorden kracht bij. De geweldige gerechten en het zomerse terras van De Burgemeester lijken hier ver weg. Het achterstallige onderhoud aan het balkon van het karakteristieke gebouw doet de rest.

Een auto stopt bij De Sluuspoort. De bestuurster stapt uit en pint een voor mij onbekend bedrag bij de automaat van de Rabobank. Ze is naast mij de enige aanwezige op de Handelskade. En dat in de periode waarin dit dorp doorgaans warmt draait voor de Sleepbootdagen of Zwartsluis onder Zeil. Het is bijna pijnlijk stil. Alleen de prachtige schepen van de Bruine Vloot doen nog denken aan de evenementen die het dorp jaarlijks op de kaart zetten.

Om de een of andere reden duwt het maritieme erfgoed een portie melancholie bij me naar binnen. Ik denk aan voorvaderen die dit soort schepen beschilderden of als knechten de turf van boord haalden. Harde werkers die van weinig moesten rondkomen. Als ik de stamboom van mijn familie doorpluis, stuit ik op kindersterfte, onwaarschijnlijke tragedies en bittere armoede.

Ze hebben de tijd nog meegemaakt dat deze straat niet de Handelskade heette, maar Achter de Wal. Dit moet een plek van grote bedrijvigheid zijn geweest. Misschien zijn er zelfs wel voorvaderen die op deze plek liepen toen het nog een verdedigingswerk was dat de Spanjaarden moest tegenhouden. Fortesse de Swarte Sluys had drie machtige poorten. Alleen de Cingelgracht herinnert nog aan dat imposante verleden, lees ik op een informatiebord.

In deze coronaperiode lijkt alle bedrijvigheid verdwenen. Een volgende hagelbui onderstreept het desolate karakter van deze tijd nog eens. Geen vlaggetjes, geen scheepstoeters en geen vrolijk gekakel van Sluzigers en bezoekers. Je zou bijna vergeten dat het voorjaar onderweg is. In de verte zie ik een bootje op het Meppelerdiep. Het vaart onder Duitse vlag. Vermoedelijk een noodzakelijk vaartochtje, zegt de cynicus die ik elke dag in mijn hoofd mee sleep.

Op het uiteinde van de Res Nova en de Ambiance kijk ik uit over de haven. Aan de overkant stond het huisje van mijn oma. Ze zou vanuit haar keukenraam naar me kunnen zwaaien. In gedachten zwaai ik terug. Veel meer kun je momenteel toch niet. “In verband met corona tot nader orde geen rondvaarten”, lees ik op het bordje bij de plek waar normaal gesproken het havenpontje aanlegt.
De zin vat de toestand van Zwartsluis vrij aardig samen. Ik schop een kiezelsteentje anderhalve meter voor me uit.