Afbeelding
Foto: Erik Driessen

Het tuinpad van mijn vader (17): De kick van de kievitsbloem

Erik Driessen beschrijft in de rubriek Het tuinpad van mijn vader (uit Het Dorp van Wim Sonneveld) wonderschone en spuuglelijke plekken in Zwartewaterland. Hij struint door Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis op zoek naar jeugdherinneringen en bijzondere geschiedenissen.

Eerlijk gezegd had ik tot voor een paar jaar geleden nog nooit van de kievitsbloem gehoord. Althans, misschien had ik de naam wel eens horen klinken, maar dat de plantensoort alleen tussen Hasselt en Zwolle bloeide wist ik niet. Vermoedelijk las ik dat pas toen ik een persbericht ontving over een excursie naar de beroemde kievitsbloemen. Gewapend met notitieblok en camera stapte ik een week later in een boot en zette koers naar de wondere wereld van de Brommerd.

Ik arriveerde daar met een gezelschap natuurliefhebbers en fotografen uit heel Nederland. Sommigen pakten een cameraatje uit hun binnenzak, anderen sleurden apparaten mee waarin je met een beetje fantasie ook een stuk artillerie kon zien. Ik wist in het gebiedje van Staatsbosbeheer niet wat ik meemaakte. Volwassen mannen met tattoos op de armen zakten in het gras en probeerden de kievitsbloem van hun meest fraaie kant op de gevoelige plaat te zetten. Voor dat soort capriolen ben ik over het algemeen te nuchter.

Vorige week zette ik weer koers naar de Gennerdijk. Eerlijk is eerlijk: de dijk en het verlengde daarvan richting Zwolle behoren zonder meer tot de mooiste stukken van Zwartewaterland. Dit is Nederland zoals Nederland bedoeld moet zijn. Zelfs de reusachtige stroompalen in de weilanden beschikken over een zonderlinge schoonheid. Samen met het industrieterrein aan de overkant zijn ze de enige moderne fratsen in een landschap dat zo uit vorige eeuwen getransporteerd lijkt.

Bij het parkeerplaatsje bij de Brommerd parkeer ik mijn auto. “Ja…ze zijn onweerstaanbaar prachtig”, lees ik op een van de informatiebordjes. Ik kom daar ook te weten dat de Romeinen hier ooit gelopen hebben. Vandaag is het opmerkelijk rustig. Een dame met zo’n imposante camera komt teruglopen. “Uitbundig…”, zegt ze, doelend op de bloeiende kievitsbloemen. “Een vriendin van me zag er vorige week een enkeling, nu zijn het er echt veel. Verderop staan ook twee witten, vlak naar het pad”, geeft ze een tip.

Ik loop het pad af door de uiterwaarden en aan de rechterkant zie ik tussen de paardenbloemen, pinksterbloemen en madeliefjes de eerste kievitsbloemen. Om de een of andere reden doen ze me denken aan de droogkap waar mijn moeder vroeger af en toe onder zat. Daar lijken ze meer op dan op kievitseieren, maar ik snap ook wel dat droogkapbloemen niet echt aantrekkelijk klinkt voor de doorsnee natuurliefhebber.

Ik betreed dit mystieke terrein verder. In mijn herinnering zag ik tijdens de excursie veel meer paars tussen de groene weilanden, maar desondanks raakt mijn hart vervoerd van die wonderlijk mooie bloemen. Het is nauwelijks voor te stellen dat juist mijn geboortestreek zo ongeveer de kraamkamer van dit natuurgoud is. In de verte zie ik twee mannen op hun buik op de grond liggen.
Dan kan ik me niet langer inhouden. Ik leg mijn notitieblok op het pad, open mijn cameratas en duw mijn lichaam voorzichtig onder het schrikdraad door. Languit lig ik in het gras met mijn armen recht vooruit. In de handen heb ik mijn camera. Ik richt de lens op dat paarse gevalletje voor me en er treedt een gelukzalig gevoel mijn lichaam binnen. Het moet de kick van de kievitsbloem zijn.

De kievitsbloem van dichtbij.