Afbeelding
Foto: Erik Driessen

Het tuinpad van mijn vader (18):
‘En die man was dood…’

Erik Driessen beschrijft in de rubriek Het tuinpad van mijn vader (uit Het Dorp van Wim Sonneveld) wonderschone en spuuglelijke plekken in Zwartewaterland. Hij struint door Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis op zoek naar jeugdherinneringen en bijzondere geschiedenissen.

“En die man was dood…”, luidde steeds weer de slotzin van de anekdote die mijn moeder in deze periode van het jaar regelmatig vertelde. Als jong meisje liep ze over de dijk in Zwartsluis toen Engelse vliegtuigen overvlogen. Ze openden het vuur op schepen die aan de Sluziger kades lagen afgemeerd. Niet alle munitie kwam terecht op het beoogde doel. Mijn moeder bleef ongedeerd, maar zag voor haar ogen hoe een 32-jarige petroleumventer dodelijk werd geraakt.

Ik moet vaak aan het verhaal denken als ik over de dijk rijd. Er is zelfs meer familiegeschiedenis. Mijn vader en moeder woonden na hun trouwen een tijdje in het grote witte huis aan de Mastenmakersstraat 23a. Nog ontdaan van comfort en moderne voorzieningen. Water takelden ze in een emmer naar boven. Dat overkomelijke leed valt in het niet bij de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Zwartsluis kreeg daarin vaker te maken met beschietingen vanuit de lucht.
Dat had alles te maken met de schepen die het dorp als haven uitkozen, blijkt ook uit de terugblik op de Tweede Wereldoorlog die Dirk Driessen en Albert Greveling in 1995 publiceerden. Zij gebruiken daarvoor onder meer de dagboeken van Steven Greveling en Roelof Jan Schoonewelle. Die beschrijven ook de beschietingen op 10 februari. “Deze middag werd er door Engelse jagers op de meest zinloze wijze op schepen van de voedselvoorziening geschoten”, schrijft Greveling in zijn dagboek. “Enkele gewonden en Tiem Corporaal de petroleumventer werd op slag gedood”, meldt Schoonewelle.

Dat soort ellende is nauwelijks voorstelbaar op zondagochtend. Ik loop door de Mastenmakersstraat van sluis naar sluis en wandel over de dijk terug. “Mooi he, Zwartsluis”, roept een bekende jogger. Het is hier nooit stil. Zelfs op een zondagochtend in de lockdown komt er geen einde aan de stroom automobilisten en wielrenners. Op een ANWB-bordje lees ik dat de Weijsberg al uit de 17e eeuw stamt. Vanuit dit herenhuis werd destijds de Staphorster Schutsluis bediend. Later trok de voorname familie Tobias, eigenaar van kalkovens, in het optrekje.

De Mastenmakersstraat bleef lang belangrijk voor Zwartsluis. Veel inwoners vonden er werk. Nog steeds zijn er wat bedrijven aan de straat onderaan de dijk. Ook wijzen bordjes van de ‘turfroute' naar het Botterhuus en de achterliggende eilandjes. Bijzondere herinneringen aan een tijd waarin Zwartsluis buitengewoon strategisch aan het water lag. Het uitzicht op het Meppelerdiep is nog steeds weergaloos. De straat heeft meer moois. 't Fiskershuske uit 1830 van voormalig havenmeester Marinus bijvoorbeeld of de felgekleurde en daardoor bijna Iers aandoende woningen. Ik bekijk ook de verzameling foto's die voor het raam van een ander huis hangen. Ze laten het Sluziger leven in 1957 zie. Ik kijk of ik mijn ouders op de beelden zien, maar bedenk me dat ze toen vermoedelijk al in Genemuiden woonden.
Als ik terugloop naar de auto, hoor ik in mijn hoofd nog een keer de oorlogsanekdote van mijn moeder. "En die man was dood…”, is opnieuw de laatste zin.