Afbeelding
Noa Blei

Muzikale herinneringen van een sixtiezz kid

(Column door Jan Blei)

Er zijn momenten die je nevernooit vergeet; de aanslag op de Twin Towers in New York is een goed voorbeeld. De meeste mensen weten nog precies wat ze deden op het moment dat de vliegtuigen naar binnen vlogen.

Eén van die markeringspunten in mijn leven is het moment dat we met de laatste klas van de basisschool, op punt van vertrek staan naar het Stilo bad in Zwolle voor de wekelijkse zwemles. Het is de zomer van 1967: ‘Summer of Love’. We hebben een meiske in de klas waarvoor zwemles een marteling zonder weerga is. Ze heeft watervrees. Het hele badmeestergilde van Zwolle rukt uit wanneer zij te water gelaten wordt en toeterend als een stoomboot (met bandjes en al) aan de wekelijkse kastijding begint.

Ik zit in de bus en wacht op mijn klasgenoten die vertraging hebben opgelopen. De chauffeur is ongeduldig en besluit de radio aan te zetten. Ik zie zijn hand naar de knoppen gaan en wanneer de handeling voltooid is, klinkt uit de speakertjes het geluid van Scott McKenzie en ‘San Francisco’.
Ik zit aan de bus genageld en onderga het geluid als voor het eerst. Het heeft de opgeruimde tinteling van ‘lente en nieuw begin’ en gaat zo diep naar binnen dat het me de adem ontneemt. Maslow zou het een ‘piekervaring’ noemen, een moment dat je optimaal leeft en beseft dat het leven zinvol en de moeite waard is.

Ik sta aan de vooravond van m’n puberteit en met McKenzie en ‘San Francisco’, smelten hoop, verwachting en zaligheid samen tot een magmakamer van opwinding en serene rust. Dit is dus de hemel, denk ik voorzichtig.
Ik ben twaalf.

Knikkeren is populair, naar de meisjes kijken ook.
De eerste vlagen kalverliefde waaieren over het schoolplein.
Maar wanneer Martha, zittend (in rok) en met de benen wijd, mijn knikkers ontvangt en het ene na het andere kleibolletje tegen haar kruis stuitert, denk ik nog niet aan amoureuze dingen, hooguit dat het tijd wordt dat ze een schone onderbroek aantrekt.

De wereld gonst van geruchten; ik zie hippies in het straatbeeld verschijnen en drijf m'n moeder tot wanhoop met gezeik over lang haar en spijkerbroeken. Voorlopig heb ik geen schijn van kans.

Nog altijd wanneer ik Scott zijn liedje hoor zingen, bevangen mij de weemoed en zoete wanhoop van het moment. Op de grens van groot en klein, bijna in staat om de ‘waarheid' te vatten, maar net niet helemaal.

Zesde klas lagere school; ergens in 1967. Mooier van diepte is de wereld eigenlijk nooit geworden.

‘For those who come to San Francisco, be sure to wear some flowers in your hair'