Afbeelding
Foto: Erik Driessen

De laatste mattenkloppers komen uit Genemuiden en Zwartsluis

Bekend attribuut uit het verleden: de mattenklopper. Handig voor het opschonen van matten, tapijten en meubels en in sommige huishoudens ook een essentieel onderdeel van de opvoeding van de kinderen. Genemuiden en Zwartsluis zijn belangrijke leveranciers van de authentieke rotan mattenkloppers. Toen de industrie al jaren op sterven na dood was, ademden de makers in Zwartewaterland nog.

“De stofzuiger heeft nog zijn concurrent”, kopt een krant in 1937. De journalist bezoekt de fabriek van De Graaf aan het Sluziger Westeinde. Daar maken de werknemers dagelijks kloppers die ‘huisvrouwen’ volgens de krant gebruiken voor de traditionele ‘antistof campagne’. Maar liefst 24 verschillende soorten komen uit het fabriekje in Zwartsluis. De Graaf importeert daarvoor de Indische slingerplant rotting en maakt daar mattenkloppers van. “Die hebben een goede reputatie: veerkrachtig en sterk”, vat de krant de kwaliteit van het product samen.

Toch is tussen de regels van het artikel door de verbazing te lezen. Met de opkomst van ‘vaste vloerbedekking’ neemt de waarde van een mattenklopper af. Dat was vooral een onmisbaar huishoudelijk attribuut toen woningen nog vol lagen met kokos matten. De Nederlandse markt holt langzaam achteruit, maar De Graaf verkoopt voor de oorlog nog volop aan andere Europese landen en overzeese gebieden. Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat zelfs even een heuse hausse, vooral omdat de mattenkloppers vijf jaar lang niet geproduceerd konden worden.
“De vaste vloerbedekking heeft ons de nek omgedraaid…”, concludeert Hendrik Kornet daarom begin jaren zeventig. Hij maakt aan de andere kant van de pont mattenkloppers. Vanaf zijn jeugd bewerkt hij het rotan zodanig dat huisvrouwen er lustig mee op los kunnen slaan. “Ze zijn nog steeds onmisbaar”, knipoogt Kornet naar zijn journalistieke gast. Iedere vrouw zou een mattenklopper moeten hebben voor het geval van een echtelijke ruzie. Bovendien kunnen ze volgens de Genemuidenaar ‘goede diensten’ bewijzen bij de opvoeding van de kinderen.

Ondanks de grappen van de producent aan de Blokhuisweg ziet hij de toekomst voor zijn product somber in. Van de honderden fabriekjes in Nederland zijn er nog maar drie over: in de Brabantse Biesbosch, in Zwartsluis en in Genemuiden. Kornet verkoopt zijn mattenkloppers vooral aan huisvrouwen uit België, Frankrijk en Duitsland. Nederlanders gebruiken het ding liever ter decoratie. Ze vullen de mattenklopper met bloemen en hangen hem aan de muur. “Maar daar maak ik ze niet voor…”, zegt Kornet. Van Kooten en De Bie gebruiken een mattenklopper op dat moment als symbool voor hun Simplisties Verbond. Tot een impuls van de verkoop zorgen ze daarmee blijkbaar niet.

Kornet verdient dan al een deel van zijn inkomen al in Ierland. Op foto’s zag hij ooit Ierse meren vol biezen. Die snijdt hij in de zomermaanden, waarna hij ze verkoopt aan Nederlandse stoelenfabrikanten. Ergens in de jaren tachtig duikt de Genemuidenaar weer op in de krantenarchieven. Hij is dan ondertussen vrijwilliger in het Tapijtmuseum en overhandigt een bezoekende verslaggever een authentieke mattenklopper. Zijn fabriekje is al jaren gesloten. Volgens de krant was dat de laatste van Nederland. Op de site van de Historische Vereniging staat echter dat Mattenklopperfabriek De Graaf in 1998 de deuren sloot.

Erik Driessen duikt wekelijks voor deze krant in de online krantenarchieven op Delpher op zoek naar bijzondere geschiedenissen uit Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis.

“De vaste vloerbedekking heeft ons de nek omgedraaid…”