Afbeelding
Foto: Erik Driessen

Het tuinpad van mijn vader (23): Een goedgevulde fooienpot in de Industriehaven

Erik Driessen beschrijft in de rubriek Het tuinpad van mijn vader (uit Het Dorp van Wim Sonneveld) wonderschone en spuuglelijke plekken in Zwartewaterland. Hij struint door Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis op zoek naar jeugdherinneringen en bijzondere geschiedenissen.

Ik rij op een zonovergoten middag over de Sasdijk. Tientallen medewerkers van het Genemuider bedrijfsleven wandelen over de dijk. Met mijn zonnebril op lijkt het gras groener dan ooit en als ik even verderop de afslag naar de Industriehaven neemt, is het blauw van het Zwarte Water blauwer dan blauw.

De heldere hemel weerkaatst in de rivier als de Italiaanse luchten in het Gardameer of het Lago Maggiore. In de verte zie ik de watertoren van Sint Jansklooster en de markante De Noorde waar camperaars en caravanbezitters van het weer en de vrije tijd genieten.

Hier op de dijk heb je weinig fantasie nodig om de potentie van toeristisch Genemuiden voor ogen te krijgen. Het uitzicht is weergaloos. Datzelfde beeld krijg ik als ik wandel aan de overkant van het Zwarte Meer, waar vanuit de Noordoostpolder de blik op het Vogeleiland onbeschrijflijk mooi is. Je zou met een beetje handige marketing drommen toeristen kunnen trekken.

Genemuiden heeft het nooit nodig gehad. Pas als de industrie geen kans van slagen heeft, zoeken gemeenten hun weg naar het toerisme, heeft een Genemuider filosoof mij ooit verteld. Vermoedelijk heeft hij gelijk.

En dus liggen de boorden van het Zwarte Water niet vol met luxe jachten en jaloersmakende boten, maar met uit de klauwen gewassen vrachtschepen. De Elistha draait zijn handen niet om voor 819 ton lees ik. De Boris, Jacob, Suzanna en Amazone doen het vermoedelijk niet voor veel minder. Ze conformeren zich, neem ik aan, aan de gebruiksregels van de haven. Dat is althans de oproep die de gemeente doet op een welkomstbord. Buiten een kraan van Van Werven ben ik de enige aanwezige in de haven. “Zie je mij, dan zie ik jou”, staat achterop die kraan. Een geruststellende gedachte.

Mijn gedachten dwalen ondertussen af naar vergane laatste weekenden van de zomervakantie. Dan was dit de locatie voor toch wel legendarische tentfeesten. Honderden bezoekers stopten dan een aanzienlijke fooi in een daartoe bestemde pot en ondergingen vervolgens de klanken die bekende deejays meenamen naar Genemuiden. Naast een hoop lol en gezelligheid leverden de feesten ook lang een mooi bedrag op voor het goede doel. In coronatijd lijkt de terugkeer van zo’n feest ver weg.

Achter de vrachtschepen zie ik plezierjachtjes onderweg naar Zwartsluis. De eigenaren zijn eindelijk verlost van de grijze wolken en bakken regen die Nederland teisterden. "We waren er allemaal aan toe…', is de zin die ik afgelopen week het vaakst heb gehoord. Opvallend vaak uit mijn eigen mond.