Afbeelding
Foto: Erik Driessen

Het tuinpad van mijn vader (24):
Herinneringen aan de bibliotheek vanuit de tandartsstoel

Erik Driessen beschrijft in de rubriek Het tuinpad van mijn vader (uit Het Dorp van Wim Sonneveld) wonderschone en spuuglelijke plekken in Zwartewaterland. Hij struint door Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis op zoek naar jeugdherinneringen en bijzondere geschiedenissen.

“Heeft u klachten?”, vraagt de dienstdoend tandarts dinsdagochtend aan mij. Ik lig al onderuit in de daartoe bestemde stoel en probeer het felle licht van de lamp te ontwijken. De mondhygiëniste heeft de eerste werkzaamheden uitgevoerd en rondt de klus na de inspectie van de tandarts af. “Geen klachten…”, vat ik mijn situatie samen, waarna de deskundige twee minuten later ook tot die conclusie komt.

Als de mondhygiëniste haar werk voortzet, dwalen mijn gedachten af naar de vrijdagavonden waarop ik met mijn vader boeken ging halen in dit zelfde gebouw. Nog niet zo lang geleden zetelde in de tandartspraktijk immers de bibliotheek van Genemuiden. Pa koos meestal voor een stevige stapel Konsalik’s en ik ging op zoek naar een paar afleveringen van Pinkeltje. Veel stripboeken had de bibliotheek in die tijd nog niet in de collectie en de kleine verzameling ‘geluidsdragers’ kwam ook pas later.

Vaak was het op die vrijdagavonden druk in de bibliotheek. Jongeren plukten tijdschriften uit de schappen en zochten daarmee het zitje op. Het was de tijd waarin je een boek nog niet door zo’n liefdeloze automaat moest halen, maar waarin sympathieke vrijwilligers onder leiding van bibliothecaris Menno met een stevige polsbeweging een stempel zetten. Voordat ik voor zo’n stempel koos, inspecteerde ik een boek op eventuele viezigheden. Vreemde neuspulk of onduidelijke vlekken waren reden genoeg om een andere Pinkeltje te kiezen.

Andere lezers analyseerden de boeken met een ander oog. Regelmatig werden passages voorzien van inktstrepen, vermoedelijk omdat daaronder woorden stonden waarvan niet iedereen gediend was. Het kwam de bibliotheek van Genemuiden wel eens op landelijke persaandacht te staan. Zelfs de burgemeester haalde in die tijd ooit het nieuws omdat hij eigenhandig wat citaten uit de tekst van de toneelvereniging had verwijderd.

Heel af en toe stap ik nog wel eens een bibliotheek binnen. Ik heb niet de indruk dat in de meeste leeshuizen veel is veranderd sinds de vrijdagen dat vader en zoon Driessen boeken gingen scoren. Dezelfde kille leestafels, dezelfde stellingen en een sfeer waarvan de liefde voor het lezen bepaald niet afstraalt. Dik kans dat het boek van de bibliotheken over pakweg tien of twintig jaar definitief sluit. Ooit zijn we allemaal aan ons laatste hoofdstuk bezig. "Ziet er goed uit. U mag bij de balie een nieuwe afspraak maken…”, haalt de mondhygiëniste mij ondertussen terug in het heden. Als ik wilde dat ze stopte, moest ik mijn linkerhand opsteken, zei ze voor haar klus nog.
Die onderbreking achtte ik niet nodig. Het valt me nu pas op dat er op de tafels in de wachtruimte geen lectuur ligt. Ongetwijfeld om de overdracht van dat verdraaide virus te voorkomen. In deze bibliotheek behoort lezen alvast tot de geschiedenis.