Afbeelding
Noa Blei

Padvinder

(door Jan Blei)

Jazeker, midden jaren zestig maak ik deel uit van het padvindersgilde. De Pieter Marits groep in Zwartsluis. Nooit vergeten dat ma en ik naar Zwolle tuffelen om een tenue aan te schaffen. Volgens mij in de winkel waar superheld Reinier Paping de scepter zwaait. Paping wint de legendarische elfstedentocht van 1963. 

Groen petje, groen shirtje, lichtbruine kousen met kwastjes, shawl in grijs/rood en een bruine manchesterse korte broek. Jantje Blei staat er mooi op. Het shirt prikt op een vervelende manier, maar dat mag de pret niet drukken.

Ik begin bij de welpen, ergens in d’olde skoele tegenover de fietsenwinkel van de familie Maandag. Mevrouw Buijnink, echtgenoot van de burgemeester is onze Akela. Zij heeft de wind er goed onder, en is gezegend met een frontale massa die de vergelijking met het Alpenmassief met gemak kan doorstaan.

Met ogen op steeltjes onderga ik de autoriteit van Akela, de frontale massa ontgaat me niet, hoe klein ik ook ben. Gek dat ik dat soort details nooit ben vergeten. Andere leidinggevenden: de dochters van S., meester B, en eigen zus Anneke. Anneke heet Balou.

Hoogtepunt van het padvindersjaar is ‘Heitje voor een Karweitje’. Tegen een kleine vergoeding klusjes voor derden verrichten. Daar zit natuurlijk een competitie-element aan vast: wie scoort de meeste centjes. Ik ga dur hopeloos op nat.

Ergens aan de Zomerdijk worden mij gouden bergen beloofd wanneer ik een tuin onkruidvrij maak. De dame des huizes laat er geen gras over groeien, meer dan een dubbeltje in ieder geval. Urenlang jaag ik mij in het zweet om de hoofdprijs te bemachtigen. Wanneer het werk erop zit en ik de bonus wil incasseren, tref ik een man die mij een dubbeltje toestopt. Ik kijk voorbij de man het gangetje in, maar de dame des huizes laat zich niet meer zien. Het is een vroege teleurstelling die me nog altijd dwars zit. Ik ben bedonderd, had minstens tien dubbeltjes verdiend. 

Een paar jaar later word ik ‘verkenner’. Ons honk is aan de Zomerdijk, de voormalige boerderij van de familie Hilberts. Ook Gaellemunigers hebben de Baden-Powell clan ontdekt. Martin, Freek en Siem staan nog op m’n netvlies geprint. Natuurlijk ben ik ze uit het oog verloren, maar de gezichten zie ik nog altijd voor me. We knopen knopen, hijsen de vlag, en doen dingen die ik nooit verzonnen zou hebben. Voltooide opdrachten worden afgetekend in een boekje.

Er is een zaterdag waarop HHC tegen DESZ speelt en kampioen kan worden. Ver weg, aan de Zomerdijk, loop ik hopeloos te kloten met knopen in een touwtje. Ik hoor het voetbalgejuich in de verte en besef dat het afgelopen moet zijn.

Weken later is het over en uit met mijn padvinderscarrière.