Beeld uit een ´Belgisch´ vluchtelingenkamp..
Beeld uit een ´Belgisch´ vluchtelingenkamp.. Foto Nationaal Achief

Zwartsluis vangt 29 Belgische vluchtelingen op

De moderne vluchtelingenstromen naar Nederland zijn een peulenschil vergeleken bij de situatie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Naar schatting een miljoen Belgen trekken de noordelijke grens over als de Duitsers hun land binnenvallen. Veel vluchtelingen passeren het treinstation van Zwolle. Van daaruit belanden 29 Belgen uiteindelijk in Zwartsluis. De opvang verloopt uitstekend, dankzij de ‘zeer te prijzen medewerking der ingezeten’, schrijft burgemeester Willem van Eck na afloop in een verslag.

De Duitsers vallen op 4 augustus 1914 België binnen. Ze willen van daaruit opstomen naar Frankrijk. Onderweg gaan de Duitsers gruwelijk tekeer. Als op 10 oktober Antwerpen valt, komt de vluchtelingenstroom massaal op gang. In de maanden daarna opent Nederland op meerdere plekken vluchtoorden en tentenkampen. Ook krijgen de Belgen op andere plekken opvang.

De Zwolsche Courant beschrijft in oktober buitengewoon beeldend de taferelen op het station in Zwolle. Een verslaggever ziet ‘wagon na wagon’ voorbijglijden met daarin vluchtelingen die een ‘allerbedroevendste indruk’ maken. 

Honderden Belgen mogen in Zwolle uitstappen. Ze schuiven aan bij een van de vijftien tafels vol erwtensoep, kaas, botterhammen en babyvoeding, allemaal beschikbaar gesteld door het regionale bedrijfsleven.

De journalist maakt zich in zijn verslag druk om de reacties van Zwollenaren op de ‘droevige stoet’ die later door de stad trekt. De ‘arme stumpers’ uit België worden als ‘zonderlinge dieren door de kijkgrage Zwollenaren’ nagestaard, terwijl op hun gezichten de kommer en kwel valt te lezen. Ze hebben meer aan een blijk van piëteit dan aan het geschreeuwde medeleven, besluit de journalist zijn tirade.

29 Belgen gaan via Zwolle naar Zwartsluis. Daar vinden ze onderdak in Gebouw Vrede. “Hun blijdschap is moeilijk te omschrijven”, schrijft Van Eck in zijn latere verslag. Hij ziet dat Zwartsluis de vluchtelingen opneemt in de samenleving. Vrouwen vinden snel werk in de huishouding van Sluzigers, mannen gaan met de hengelsport de verveling tegen. Ook krijgen ze uitnodigingen van het ‘drankweer comité’, dat in die jaren het alcoholgebruik tegengaat, en van particulieren.

De Belgen bezoeken in Hasselt de katholieke kerk. Pastoor Van Berckel zorgt in Zwartsluis voor stichtelijke lectuur. Wie de opvang bezoekt, kan een bijdrage in een collectebus doen. “De opbrengst is zeer meegevallen…”, beschrijft Van Eck de inhoud daarvan. De burgemeester is daar blij mee, want de gemeente krijgt niet alle kosten van het Rijk vergoed.

Tijdens het verblijf van de Belgen verzorgt een ‘damescomité’ op ‘lofwaardige wijze de toebereiding van de spijzen’. Ze mogen naar eigen believen inkopen doen en overhandigen de bonnen vervolgens bij het gemeentestuur. Volgens Van Eck levert dat geen klachten op, net zomin als het gedrag van de vluchtelingen.

In juli 1915 verlaten de laatste tien vluchtelingen Zwartsluis. Zij vertrekken naar Ede, waar in die jaren een groot vluchtelingendorp is. De anderen vertrokken al eerder naar hun in puin geschoten land.