Afbeelding
Noa Blei

Onvergeetbaar

(door Jan Blei)

Vroeger heette het Koninginnedag; 30 april klinkt nog altijd als ‘feest’ in m’n oren. Het hele dorp stond op de kop. Brommers, reveille, de vroege ochtendzon, en rond tien uur naar de Pr. Bernhardstraat, waar het allemaal begon. De wagens, de schoolkinderen, aubade, de opgewonden atmosfeer, de uitgelaten meute, Voorwaarts. Op m’n hoofd een oranje geknipt kroontje en een hart vol goede moed.

Die eerste klappen op de grote trom, de roffels van de drumband, en dan de ‘zestien maten’ waarmee het spul in beweging kwam. Magisch.

Pa liep in het korps, hij sloeg de kleine trom. Op de stoep liep ik mee met de jongens van de drumband, ze hadden de pet diep over de ogen getrokken. Sommigen zo diep, dat ze pardoes de bocht bij het Meppelerdiep misten en rechtstreeks de plomp in liepen. Mijn helden.

Betoverende uren; honderden toeschouwers langs het parcours, waaronder dit mannetje, te jong nog voor de trommel, maar voorbestemd om dat op een later tijdstip recht te zetten.

De tambour-maître wierp z’n mace, een grote stok met zilveren bol, om de haverklap zo hoog in de lucht dat je je afvroeg of het ding ooit weer zou landen. Het was in de dagen dat de jongens van de drumband in witte pakken rond marcheerden en Bossien, triomfantelijk met de borst vooruit, voorop ging in de strijd.

Voor sommige versierde wagens was ik bang, ik had niet zoveel met mombakken en harde knallen. Ik droomde ervan. Ma was lid van de Oranjevereniging, en zag eruit als een plaatje. Dat lidmaatschap leverde zo af en toe een voordeeltje op. Toen Cuby in de Noordwesthoekhal de boel op stelten kwam zetten, kreeg ik een vrijkaartje plus poster, die maandenlang aan de muur pronkte.

Ik keek al stiekem naar de meisjes, zag mezelf met opgezwollen borst de trommel slaan, en droomde voortdurend van de ‘zestien maten’ en de eerst stappen voorwaarts. Natuurlijk met de pet diep over de ogen getrokken, waar alle meisjes als een blok voor ondersteboven zouden gaan. Dat viel tegen.

In het centrum was de kermis met de draaimolen, de schiettent en de gokautomaten. Later de botsautootjes. Wat voor Hasselt het Euifeest was, en voor Genemuiden de Biestemarkt, was voor ons Koninginnedag.

Pa was natuurlijk m’n grote voorbeeld; jarenlang sloeg hij de kleine trom, en tijdens concerten de pauken. Ook was hij lange tijd voorzitter van de muziekvereniging. Toen hij overleed, was het korps paraat en werd hij met omfloerste trom naar z’n laatste rustplaats begeleid. Nooit vergeten; het vaandel, de stilte, de stoet, de trom, de muziek. Nog altijd wanneer Voorwaarts voorbijkomt, krijg ik een brok in m’n keel.

Herinneringen die ik koester.
Het was goed: het was onvergeetbaar!