Afbeelding
Noa Blei

Skoeltasse


(door Jan Blei)

Ergens rond de ‘Summer of Love’. Ik tuf met ma richting stad om een ‘skoeltasse’ te scoren. Vanaf de basisschool onderneem ik pogingen om toegelaten te worden tot de HBS. 

Wekenlang iedere zaterdagmorgen naar het Carolus Clusius College in Zwolle om te onderzoeken of ik er de capaciteiten voor heb.

Dat is vrij snel duidelijk: ik ben geen helder stralend licht, geen Einstein. Het wordt MULO. Ook daar heb ik die tas voor nodig. Zie me nog staan met die spiksplinternieuwe (dure) schooltas. Het ding geurt zo onbedaarlijk naar leer dat je dur onpasselijk van wordt.

De meneer in de winkel laat er geen gras over groeien. Hij heeft het over soorten leer, en meldt met een intens smerige glimlach dat de tas helemaal bij me past. Ik kijk in de spiegel, en zie een ielig kereltje met pispotkapsel. 

Meer tas dan ventje, bedenk ik met grimmig gemoed. Ma is tevreden: kost wat, maar dan heb je ook wat. 

Onzeker sta ik op het schoolplein. Tas in de hand, netjes bij het hengsel nog. De gespen blinken in de ochtendzon, het leer licht op, ik heb het gevoel dat ik op de verkeerde plek ben. Ik hoor gelach en weet waarom. 

Ze kijken, natuurlijk kijken ze. Onhandig trek ik de tas onder m’n arm om nog enigszins de nonchalance van rebelse puber uit te stralen, maar het is tevergeefs en te laat.

Ze kijken naar m’n tas, m’n vetleren tas. Ik vervloek de tas, en dan met name het hengsel waarmee je de tas netjes vasthoudt. Ik kijk bedremmeld om me heen, op zoek naar kidzz met eenzelfde tas. Ze zijn er, maar het zijn nou niet direct de types waar ik me bij aan wil sluiten. Voorzichtig verschijnen rommelige pukkels in het straatbeeld.

Lekker nonchalant en begerenswaardig, symbolen van luikend verzet tegen de terlenka-cultuur. Waarom heb ik geen pukkel, waarom ben ik veroordeeld tot het dragen van mijn lichtbruine vetleren schooltas? 

Ma is onverbiddelijk; ‘ie em un pragtige tasse, woar wej een boel geld veur neer-e-teld hemn, niet zeurn lieverd’. Ik hou het een paar maanden vol, onderga de meewarige blikken van m’n medeleerlingen, maar zin heimelijk op revolutionaire tegenmaatregelen.

Dan ontdek ik de viltstift, de zwarte viltstift. In een bui van onmetelijke roekeloosheid neem ik de stift ter hand en kalk drie letters op het kostbare leer. CCR: Creedence Clearwater Revival. 

De storm die me bij thuiskomst wacht, is te vergelijken met het geweld dat Beulaeke in 1776 trof. Ma is compleet over de rooie, maar het proces is onomkeerbaar, er is geen weg terug, de viltstift laat zich niet uitgummen.

<intens diepe zucht>

Het grootgroeien is begonnen.
Onstuitbaar.