Afbeelding
Noa Blei

Herfst

(door Jan Blei)

Denk met regelmaat terug aan de mannen van de gemeente. Jaren zestig; er rijden nog geen veegwagentjes door de straten van Zwartsluis. Gevallen blad wordt met de hand geruimd. Niet overal, wel op plekken waar gevaarlijke situaties ontstaan.

Mannen in bruine manchesterse pakken, gewapend met breed vegende bezems en groene bakfiets, scharrelen langs de wegen. Het is diep in de herfst, de populieren aan de zuidkant van de Berkenlaan verliezen blad.

De wind waait guur, vlagerige regen waait naar beneden, weermannen voorspellen storm. Jaap leunt op z’n bezemsteel en gluurt naar het blad aan de bomen. Bruine pet, beslagen bril, afhangende schouders, verweerde handen en troosteloze blik. Het is geen doen: de wind waait, het blad valt, Jaap veegt. Wanneer het straatje gedaan is kijkt ie over z’n schouders naar het opgeschoonde traject. Het resultaat laat zich raden. De Populieren buigen in de wind, de blaadjes vallen, Jaap schept, allemaal vergeefs.

Jaap is niet alleen. Er zijn meer mannen in bruine manchesterse pakken. Wekenlang ondergaan ze de herfstige rituelen, ‘de vergeefsheid der dingen’; bezemend, leunend, peinzend. Bijna gepensioneerd, dromend van de vrijheid.

In de pauze verzamelen ze zich kleumend rond de loeiende kachel in de gemeentewerkplaats. De werkplaats is aan de overkant van de gracht, pa werkt er als timmerman. Er is een brugje van hier naar daar, rechts de molen van Varwijk, links gemeentewerken en de fietsenwinkel van de familie Maandag.

Wanneer de koffie is genuttigd, de boterhammen naar binnen gewerkt, de nieuwtjes besproken en de botten opgewarmd, scharrelen de mannen weer richting populieren: ‘oorlogsgebied’. 

De wereld is veranderd. We rennen met bladblazers door de tuin, en veegwagentjes kruipen snorrend door de straten om het dorp te vrijwaren van overlast. Maar het schone heeft een prijs: kruipbeestjes kunnen niet meer wegkruipen, egeltjes moeten lang zoeken naar een plekkie voor de winter, en salamanders heb ik al driehonderd jaar niet meer gezien.

Het had wel wat, die trage, herfstige bezigheden van onze gemeentemannen. Er was geen smartphone, tablet of computer, maar gewoon een bakkelieten apparaat met draaischijf en een papieren telefoongids. Het was niet beter in die dagen, wel trager en eenvoudiger. De volwassenen werkten met hun handen, moeders waren thuis, en wij speelden buiten en trokken de trekgaten in om eieren te zoeken of planten te detecteren met een floragidsje.

Dik Trom was hot, Bromsnor fietste door het dorp, en vd Hulst voorzag ons van ‘Het wegje door het koren', ‘Jaap Holm en z'n vrinden' en ‘Ouwe Bram'. Het was een gelukkige tijd, alles was behapbaar.
Leg daar het sjabloon van de huidige tijd -met al z'n paniek en psychische problematiek- maar eens overheen. Je zou bijna zeggen: straatvegers gezocht. Hoe vinden we de rust en kalmte terug!