Afbeelding
Noa Blei

Moeras

(door Jan Blei)

Zwartsluis grenst aan het moeras. Vroeger een uitgestrekte wildernis, nauwelijks in cultuur gebracht, een El Dorado voor onderzoekende kidzz met Columbus syndroom. We zijn er iedere dag, nou ja: bijna iedere dag. Henny Leenman, Hilbert Slurink, Karel van Ingen, Thijs Oosterhof, Wim van de Belt, ondergetekende e.a.

We zoeken spanning en avontuur, verder en verder door de wuivende rietpluimen, met boven ons de luid schreeuwende sterntjes, wegwiekende buizerds en kwetterende karekietjes. Wachten op de maand mei, vervolgens eieren zoeken; wilde eenden, torenvalken, kraaien, eksters, velduilen en wat zich maar aandient. Dagelijks trek ik rond twaalven naar museum Schoonewelle, om buurman Roel Schoonewelle te halen, niet na eerst een paar eierkasten open te trekken, en me te vergapen aan de grootte van het Zwanenei. Roel was mister natuur himself, altijd in de weer met het prepareren en opzetten van dode dieren. Fascinerend: de geuren, de preparaten, het eindresultaat.

Onze veldtochten door het moeras eindigen steevast voor een brede sloot, die we niet weten te nemen. Te jong, te klein, te weinig ondernemend. Tot de dag aanbreekt dat we de barrière wel weten te slechten, met afgebroken takken, natte voeten en een portie geluk.

Voor onze ogen opent zich een nieuwe wereld, met onvermoede vergezichten: verstilde plassen met waterlelies, plompen, ranonkel, moerasandijvie, waterdrieblad en zwanebloem. De eerste keer dat we de Groene Landjes bereiken, is een moment van triomfantelijke euforie. Alsof we het paradijs hebben ontdekt. We zijn ‘in alle staten’, lopen door naar de Wetering, en vieren het momentum. Wat een tijd, wat een geluk. Niet veel later trekken we zijwaarts door het moeras, richting Blauwe Hand zullen we maar zeggen. Altijd is er die spanning van ‘wat treffen we nu weer aan’. Purperreigerkolonies, reeën, sloten vol snoek, orchideeën en zompige pollen waarover we ons een weg dienen te banen, het is de formidabele reis door het landschap van mijn jeugd.

We bouwen hutten, roken shaggies, luisteren muziek via het draagbare platenspelertje van Hilbert, of de transistor van Henk en zijn volmaakt in evenwicht. Een gelukzalige tijd waar ik met tederheid en warme gevoelens aan terugdenk. De Groene Landjes worden beheerd door meneer Pluim; in eerste instantie is Pluim niet zo blij met onze strooptochten. Later beschouwt hij onze club als ‘deel uitmakend’ van het landschap.

De tijden zijn veranderd. Het is niet langer eenvoudig het moeras te betreden. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten hebben besloten dat er ingegrepen dient te worden. Overal staan bordjes met ‘Verboden Toegang’. Langs de weg van Zwartsluis naar Meppel, maken ze duidelijk waar het om gaat: ‘natuurherstel’. Onbegrijpelijk. Miljoenen gaan er om in het neerhalen van bestaande landschappen. Het doet pijn: aannemers en grondverzetbedrijven moeten er schatrijk van worden. Voorbij zijn de dagen van oud!