Afbeelding
Noa Blei

Machinekamer

(door Jan Blei)

De uitbreiding van de Vogelbuurt in Zwartsluis staat op de agenda. Moeras en weiden worden volgegooid met pijpleidingen, die zand dienen te vervoeren naar de bouwputten. Het wordt uit het Grote Gat opgediept, en met stromend water naar de plek van bestemming gebracht. Paradijs voor opgroeiende kidzz. 

We leren pijpleiding lopen; onder onze voeten het koude staal, en het rinkelende water. Eerst voorzichtig, mondjesmaat, later driest en vol bravoure. Al snel duik ik met m’n neus in het opgespoten zand, om steentjes, pijpenkoppen en fossielen te zoeken. Magische bezigheid die onvermoede schatten oplevert.

In het voorjaar duikelen Kieviten over de opgespoten massa en zorgen voor nageslacht. Het transport in de pijpleidingen wordt aangedreven vanuit een machinekamer aan de randen van het moeras. Samen met Henny Leenman ben ik er kind aan huis. Rinus Veldhoen is de machinist. Een breed grijnzende kerel in een vuile overall. Wanneer hij z’n bulderende lach laat horen, verandert zijn gezicht in een schilderij vol tanden. Nooit eerder een gezicht gezien dat zoveel mond plus inhoud bevat.

Rinus is een rabauw, die altijd een grap en een lach voor ons in petto heeft. Op een dag loop ik z’n machinekamer binnen en zet me neer op een omgekeerde stalen emmer. Rinus is druk in de weer met de machines, poetst wat met z’n olievette doeken om vervolgens naast me neer te zakken, met z’n prachtige tandgevulde glimlach. Hij kijkt me aan, en vraagt of er een boekhandel in Zwartsluis is.

Trots antwoord ik hem dat we boekhandel Driesen hebben, en dat ik daar wel eens kom. ‘Mooi’, brult Rinus, wil je vragen of ze ‘geile boekjes’ hebben? Dat wil ik wel, ik weet volstrekt niet wat geile boekjes zijn, maar spoed me richting boekelier. 

Aangekomen in het huis van onze boekelier, stel ik de vraag. Meneer Driesen verschiet van kleur, mompelt wat, maar levert geen ‘geil boekje’. Ik voel me wat onhandig met de situatie, bespeur intuïtief dat ik een foute vraag heb gesteld en fiets terug naar ijzeren Rinus.

Rinus lacht zich een onbedaarlijke kriek wanneer ik hem op de hoogte breng van m’n wederwaardigheden. Z’n lach klinkt bulderend over het gestamp van de machines heen.

Later leg ik het Henny Leenman voor, ook hij stikt van de lach, hoe zal het ook anders. Omstandig legt hij uit hoe dat zit met ‘geile boekjes’. Ik ben weer wat wijzer. Gaandeweg, met het vorderen van de bouw, verdwijnt Rinus uit m’n leven.

Bijzondere man, waar ik met regelmaat aan terugdenk. Z’n lach, z’n tanden, de olie overgoten overall, het geluid van de motoren, het rinkelen van de buizen, onze voetstappen op het koude staal.
Ergens midden in de sixtiezz!
Onvergeetbaar!
Magic!