Afbeelding
Noa Blei

Biddag 1922


(door Jan Blei)

Gruwelijk moeten de laatste momenten zijn geweest. Het besef dat het over en uit is, en het einde onder ogen dient te worden gezien. De voortjakkerende wind, het woeste water, de kreten, de wanhoop, de laatste dingen. Het onvoorstelbare dat als een nachtmerrie op je neerdaalt. 

De tram wankelt over de dijk, heeft moeite met de storm die aanzwelt. Het gezelschap aan boord van de tram zwijgt, kijkt gespannen door de ruitjes, bereidt zich voor op de stop in Zwartsluis, en de laatste kilometers die vervolgens nog afgelegd moeten worden. Bij de pont weten ze het zeker, oversteken gaat niet meer.

Het trammetje verlaat Zwartsluis, de wind raast langs het voertuig, binnen blijft het beklemmend stil. De burgemeester en partner verlangen naar huis, de wachtende sponde, de warmte van het gedeelde bed. Wanneer ze arriveren bij De Noorde en de oversteek niet verantwoord wordt geacht, schraapt de burgervader (wellicht daartoe aangespoord door z’n vrouw) de keel en spreekt noodlottige woorden die nooit bekend zijn geworden. Resultaat: we steken over.

Het einde komt snel en onverbiddelijk, elf mensen verliezen het leven, weken later worden de laatste lichamen geborgen. De resten van de pont worden meegevoerd naar Zwartsluis. Het is een ramp die nog altijd nadreunt in het bewustzijn van Gaellemunigers. Jaren later besteed ik er aandacht aan in het Zwartewater FM programma ‘Archeolitis’. Henk Beens legt uit, TV Oost maakt er een gedramatiseerde documentaire van.

Het vangt nergens de wilde razernij van het moment. Dat kan ook niet, de gruwel is niet vast te leggen. Genemuiden neemt het de burgemeester niet kwalijk, de man wordt gerespecteerd. Vandaag heet het ultimatum van de burgervader misschien wel ‘grensoverschrijdend gedrag’, hij wil naar de overkant, en verdraagt geen tegenspraak, met de dood als gevolg. 

Maar het is niet vandaag, het is 1922. De tram kachelt verder naar Vollenhove en Blokzijl. De machinist is blij dat de rit erop zit, hij vertrekt nietsvermoedend richting vrouw en veilige bedstede. Pas later wordt hem duidelijk welke rampspoed Genemuiden heeft getroffen. Het nieuws gaat de planeet over en is nu, na honderd jaar, nog altijd actueel.

Er komt een stille tocht, de burgemeester zal spreken en er is een maquette met de namen van hen die bij de ramp zijn omgekomen. Ergens in 1965 gaat de pont opnieuw naar de kelder. Ik ben tien en fiets richting Genemuiden. Ik kijk naar de resten die boven water uitsteken en huiver. Ik weet niet meer of ik als knaapje van tien al wist van die ramp van 1922. Ik vermoed van niet.

Later ben ik erin gedoken. Eigenlijk verdient de ramp van 1922 een requiem. Hoe dingen soms zomaar gruwelijk mis kunnen gaan. 

Huiveringwekkend!