Afbeelding
Noa Blei

Schoonewelle

(door Jan Blei)

Ik ben klein, piepklein, een snotaapje. Er is een zwart hondje, en er is een kippenhok. Het hondje heet Nonnie. We hebben een klein tuintje aan de vd Meulenstraat, een piepklein tuintje. In mijn beleving is het een grote tuin, er valt van alles te ontdekken.

Ma heeft groene vingers en is verzot op afrikaantjes en dahlia’s. Die afrikaantjes ben ik helemaal uit het oog verloren, wellicht zijn de plantjes uit het zicht verdwenen vanwege racistische associaties. De tijden zijn veranderd.

Met Nonnie betreed ik het kippenhok, dat levert problemen op: de kippen in de tuin, en Nonnie en ik in het kippenhok. Pa en ma weten er wel raad mee. De gebroeders Lok komen de kippen halen, Nonnie blijft, ik weet echt niet meer wat van het hondje is geworden. We stappen over op katten.

Jiepie is onze eerste poes, de meest legendarische ook. Zij loopt met ma naar het einde van de vd Meulenstraat, en blijft wachten tot zij terugkeert van haar boodschappen bij drogist Aperlo of Kats. 

Jiepie vergezelt mij wanneer ik amandelen moet knippen, ze ligt naast me in bed en heeft me lief zoals alleen katten lief kunnen hebben. Jiepie wordt de archetypische kat, die heel mijn leven bij me blijft. De naam verandert: het wordt Bilbo en Frodo, en later, wanneer de kinderen komen: Jip en Janneke. Mijn liefde voor katten is grenzeloos.

Pa bouwt verbouwt ons kippenhok. Het wordt een volière met parkieten en tortelduiven. Die volière groeit uit tot een thuis voor allerhande beesten. Cavia’s, een gewonde Tureluur, een gekortwiekte kauw, en ratten. Vooral die ratten maken er een potje van. 

Nooit die nacht vergeten, dat mijn cavia’s er vandoor gaan, door het steegje, opgejaagd door diepgravende ratten. Het geluid dat ze maken, de paniek, de ontzetting. Ik lig in bed, hoor het gebeuren, maar kan er niets aan veranderen.

Grote aanjager van mijn aandacht voor de natuur, is buurman Roel Schoonewelle. Hij is eerder in deze babbels voorbij gekomen. Beheerder en preparateur van Museum Schoonewelle. 

We staan op de dijk tussen Zwartsluis en Genemuiden. Hij leert me kijken naar de Kievit. Roel weet precies waar het nest ligt, ik niet.

Hij kijkt naar de vlucht van de vogel, vertelt over de rondingen van de vleugels, en probeert me bij te brengen waar ik op moet letten. We lopen het weiland in, ik kijk me tureluurs maar vind niets. 

Roel brengt me vlak bij de plek waar de eitjes liggen te wachten, ik kijk, zoek en zoek, maar vind ze niet. Dan wijst hij mij de plek. Vier eitjes in een prachtig vormgegeven kuiltje. Ik schreeuw het uit van opwinding en plezier.

Nog altijd eer ik Roel Schoonewelle.
Wat een buurman!