Bos

(vervolg van vorige week,
door Albert Corporaal)

Meer noordoostwaarts tot in de richting van Wanneperveen en Meppel, eigenlijk in de hele Kop van Overijssel, vinden we, in de afgelopen tweehonderd jaar ontstaan, heel veel bos aan. Eigenlijk behoort dit gebied tot de bosrijkste gebieden van Nederland. 

Dé boost in haar bestaan hangt samen met het einde van de Zuiderzee en komst van de Afsluitdijk, want daarna bleven grote waterpeilfluctuaties in dit laagveengebied achterwege en begon de bosontwikkeling, tot op de dag van vandaag al bijna 4000 hectare, vanuit bestaande eendenkooien, die als zaadbron gingen functioneren. Vanuit Hasselt bezien treffen we daarna een scala aan bos aan in het Staphorsterveld: dat zijn oude eendenkooien veelal met bossen erop waar al vanuit de Middeleeuwen bos aanwezig was, kooien met illustere namen als de Kloosterkooi. 

Verder tref je in het hele Staphorsterveld wel veel geboomte, maar geen bos, iets dat ook geldt voor het slagenlandschap, dat direct oostelijk van de streek aan de kernen als Staphorst en Rouveen grenst: het is een landschap vol Zwarte els en onverwacht veel soorten muizen, wat weer goed voor uilen (Kerk-, Rans- en Steenuil) is. Aan de oostelijke horizon ontwaren we nog de boswachterij Staphorst, een groot en mooi bos, dat in de crisistijd van de vorige eeuw met de hand ontgonnen werd uit heidevelden, turfgaten en beplant werd met productiebos van Grove den, Douglasspar, Lariks en Fijnspar. Het is een mooi ontwikkeld bos met veel ruimtelijke variatie van bos-heide-vennen en een grote rijkdom aan leven, waaronder bijzonderheden als het Goudhaantje en Vuurgoudhaantje, Kruisbek, Havik en Zwarte specht. 

We gaan, veel dichterbij Hasselt, naar de Stadsgaten van Hasselt toe waar Elzenbos de plek van menig voormalig hooiland heeft ingenomen. Ooit heeft men daar, al voor de Franse tijd, turf gewonnen, waarna het met hooiland begroeide, maar weer bos werd omdat het maaien met de hand (zeis) veel te duur werd. Nog dichter bij huis treffen we enig oud bos aan op een voormalig bastion, nl. het Van Stolkwijk-park, met daarin ieder voorjaar Boomklevers en ’s zomers één van onze grootste zweefvliegen, de Stadsreus - net een wesp, maar volkomen ongevaarlijk. 

Als we de denkbeeldige rondgang vervolmaken, dan komen we tegenwoordig in het zuidoostelijke segment, dus richting Dalfsen, nog eendenkooien tegen, en zuidoostelijk op de scheidslijn van veen-en-zand heeft er zo’n tweehonderd jaar geleden nog veel meer bos meer gestaan: vermoedelijk waren dat echte oerbossen, zoals we dat ooit kenden van het legendarische Beekbergenwoud, ook een oerwoud, ten zuidoosten van Apeldoorn. Langs de uit het zuidoosten toestromende Vecht treffen we nog wat spaarzaam bos aan, in de uiterwaarden met vrij veel bijzondere planten, zoals de Wilde kievitsbloem, Slangenlook (een soort wilde ui), Gewoon Nagelkruid en Gulden boterbloem erin. 

Ietwat nabij Zwolle zelf, oostelijk van de Vecht, waar het veerpontje je 's zomers naar de Agnietenberg kan brengen, ligt een Hulstrijk Eikenbos met in de nabije bermen in de herfst tal van soorten paddenstoelen (Eekhoorntjesbrood, Parasolzwam, enz.): neem er de tijd eens voor.

De cirkel is weer rond, want we zijn weer aanbeland bij waar we startten.